Met inzicht kom je verder, zo herken je gevaren in je eigen rijgedrag:
Deelnemen aan het verkeer vereist een voortdurende voorzichtigheid en wederzijdse tolerantie. Juist daarom moet iedere verkeersdeelnemer zich zo gedragen dat een andere verkeersdeelnemer niet in gevaar wordt gebracht, dan wel in gevaar kan worden gebracht, niet onnodig wordt gehinderd of onnodig meer overlast ondervindt dan door de verkeerssituatie onvermijdbaar is.
Defensief rijgedrag
Onder defensief rijgedrag verstaan we het volgende:
- Effectief kijken, wat zie ik?
- Goed anticiperen, wat kan ik doen?
- Goed reageren, wat doe ik?
Je rijdt defensief wanneer je:
- Vooruit loopt op mogelijke ontwikkelingen.
- Juist en tijdig reageert op fouten van anderen.
- Juist kijkgedrag vertoont.
- De belangen van andere weggebruikers respecteert.
Het gaat vooral over het reageren op de aanwezigheid en het gedrag van andere weggebruikers, en in het bijzonder afwijkend gedrag van anderen.
Defensies rijgedrag is gebaseerd op het respecteren van andere weggebruikers en het bewust zijn van de eiegen verantwoordelijkheid voor veilig verkeer. Het bevorderen van een zo’n veilig mogelijke verkeerssituatie moet centraal staan bij elke verkeersdeelnemer. Stem juist daar je rijgedrag op af.
Jouw rijgedrag mag anderen niet plotseling verassen! Doe dit absoluut niet:
- Onnodig abrupt afremmen of stoppen.
- Onnodig claxonneren (toetteren).
- Op het laatste moment uitwijken.
- Met te weinig tussenruimte tweewielers inhalen.
Dreigend gevaar kan worden opgeheven door tijdig te proberen:
- Af te remmen
- Uit te wijken
- Te stoppen
Wanneer je desondanks het gevaar niet kunt opheffen doormiddel van één van bovenstaande manieren, dan moet je, afhankelijk van de situatie, een geluids- of lichtsignaal geven.
Dit geldt vooral bij de volgende situaties:
- Filevorming
- Als je stil gaat staan op een overzichtelijk punt of plaats.
- Wanneer je moet stoppen en het zicht als gevolg van duisternis of weersomstandigheden onvoldoende is om tijdig door anderen te worden gezien.
Sociaal gedrag
Er zijn verschillende manieren om sociaal gedrag te tonen aan je mede weggebruikers.
- Laat bij een rijbaanversmalling ruimte vrij voor inhalende bestuurders.
- Maak ruimte vrij voor bestuurders (met name van vrachtauto’s) die op de invoegstrook aan komen rijden om in te voegen.
- Vermijd indien mogelijk het rijden door plassen water, mogelijk ondervinden andere weggebruikers hier hinder van.
- Laat bestuurders voorgaan, ook al hebben ze officieel het recht niet, als daardoor het verkeer vlotter verloopt.
- Laat bestuurders invoegen als je op een doorgaande rijbaan in de file rijdt.
Doe andere weggebruikers niet na wanneer deze:
- Onverwacht in gaan halen
- Inhalen met een te klein snelheidsverschil
- Bij filevorming of andere verkeersopstoppingen ruimte afsluiten, welke een andere bestuurder had willen innemen.
Besluitvaardig gedrag
Besluitvaardig rijgedrag wil zeggen dat je niet onnodig voorrang verleent en ook niet langer wacht dan de situatie vraagt.
Vaak kun je bijvoorbeeld uit het gedrag van je voorliggers opmaken hoe de verkeerslichten zijn afgesteld. Sommige verkeerslichten reageren op het verkeersaanbod. Je moet snel kunnen doorhebben welke verkeerslichten dit zijn.
Snel de juiste besluiten nemen, daar gaat het om.
Zo kan je bijvoorbeeld de dekking die een bus of vrachtwagen biedt, gebruiken bij het afslaan, invoegen of bijvoorbeeld door te rijden.
Het tegenovergestelde van besluitwaardig gedrag noemen we weifelend gedrag. Zodra je twijfelt, weten andere weggebruikers niet meer hoe de situatie zich zal gaan ontwikkelen.
Het maken van de juiste keuze.
Jij en alle overige verkeersdeelnemers moeten snel beslissen en daarbij steeds de juiste keuze maken. Door bewust de juiste keuze te maken zal het antaal ongevallen verminderen. Kijk daarom kritisch naar je keuzes:
- Haal ik wel of niet in?
- Is mijn volgafstand voldoende of niet?
- Rijd ik te hard of niet?
- Ik wil stoppen, is dit een veilige plaats?
- Rijd ik nog door het gele verkeerslicht of rem ik af?
- Rijd ik defensief genoeg?
- Rijd ik te aggresief?
Oorzaken van ongevallen
Bij 9 van de 10 ongevallen is de bestuurder mede oorzaak van het ongeval. Auto-ongevallen met persoonlijk letsel komen vaker voor binnen de bebouwde kom dan buiten de bebouwde kom. Meestal zijn de ongelukken het gevolgd van onoplettend gedrag ten opzichte van andere weggebruikers, inclusief voetgangers.
De hoofdoorzaken van ongelukken waarbij letsel is ontstaan:
- te hard rijden
- te weinig afstand bewaren (bumperkleven)
- geen of onjuist voorrang verlenen
- foutief handelen bij stilstaan
- foutieve inhaal manoeuvre(s).
Aanpassen van je snelheid
Er zijn situaties waarin je altijd met aangepaste snelheid mee om moet gaan, denk hierbij bijvoorbeeld aan:
De wegomstandigheden;
- Wegbreedte
- Vlak, bergachtig
- Bochten
- Wegconstructies
- Wegdek
De technische staat van je auto
- Bouwjaar, vering
- Banden, reminstallatie
- Stuurinrichting, verlichting
De verkeerssituatie
- Drukte
- Voetgangers en fietsen
- Scholen
- Speelplaatsen
- Uitzicht
Vergeet ook de weersomstandigheden niet!
- Regen, sneeuw, mist en wind kunnen veel aan de situatei veranderen.
Houdt voldoende volgafstand!
Tijdens het autorijden moet je zo beheerst rijden, dat je altijd kunt stoppen binnen de afstand waarover je de weg kunt overzien en de weg vrij is. In de praktijk lukt dat lang niet altijd. Als je op een autosnelweg bijvoorbeeld 120 km./u rijdt en je houdt + 100 m afstand op je voorligger, dan voegt er voordurend verkeer tussen.
Vaak kun je in zo’n situatie een kortere volgafstand aanhouden, zeker wanneer je de remlichten van de auto die vóór jouw voorligger rijdt in de gaten houdt. 50 meter volgafstand is een reëel compromis.
Een veel gebruikte regel is dat je ongeveer de afstand aanhoudt die bij een bepaalde snelheid in 2 sec wordt afgelegd.
de formulie om dit eenvoudig te berekenen is als volgt:
Snelheid in km/u gedeeld door 2, + 10%
Het vergroten van de volgafstand
In sommige moeilijke omstandigheden is een grotere volgafstand vereist, denk hierbij aan o.a.:
- Gevaar voor watergladheid (aquaplanning)
- Winterse omstandigheden
- Bergafwaarts rijden
- Rijden in mist
Ook wanneer je met een aanhangwagen rijdt, is een grotere volgafstand aanhouden verstandig!
Vermoeidheid.
Wanneer de eerste symptonen van vermoeidheid toeslaan kan een grotere volgafstand je veel narigheid besparen. Je reacties zijn dan lang niet zo snel als normaal waardoor je meer tijd zult nodig hebt om te remmen en tot stilstand te komen.
Reactie seconde
Het is logisch dat bij het toenemen van je snelheid ook de stopafstand langer wordt en die neemt progressief toe. Dat houdt in dat wanneer je je snelheid verdubbelt, de stopafstand niet twee maar vier keer zo lang wordt.
We gaan ervan uit dat tussen je waarnemeing “ik moet remmen” en uw daadwerkkelijk op de rem trapt, één seconde verstrijkt. Deze seconde noemen we de reactieseconde. Eerder bespraken we de aanbevolen volgafstand en de afstand die je in een seconde aflegt. De totale stopafstand is de afgelegde afstand in de reactie seconde + de remafstand.
Remafstand
Voor het bepalen van de exacte remafstand geld een officiële formule. Die is echter te moeilijk om nu te onthouden, we gebruiken daarom de volgende vuistregel:
( Snelheid : 10 ) x ( Snelheid : 10 )
Bij 80 km/u is de remafstand 8 x 8 = 64 m.
Bij 70 km/u is de remafstand 7 x 7 = 49 m.
Stopafstand
Om de stopafstand te berekenen tel je de afgelegde afstand in de reactieseconde en de remafstand bij elkaar op. Een paar voorbeelden hiervan zijn:
Reactiesnelheid bij 60 km/u (1 sec) = 18m
Remafstand bij 60 km/u (6 x 6) = 36m
De stopafstand is dan 18 + 36 = 54m
Reactiesnelheid bij 80 km/u (1 sec) = 24m
Remafstand bij 80 km/u ( 8 x 8) = 64m
De stopafstand is dan 24 + 64 = 88m